Welkom op deze site

Glimwormen, ook gekend als vuurvliegjes of gloeiwormen, zijn vooral gekend voor hun lichtgeven (bioluminescentie). Zij maken dit licht zelfstandig aan op biochemische wijze in gespecialiseerde cellen die gegroepeerd zitten in lichtorganen. Over de hele wereld komen ca. 2000 glimwormsoorten voor. Minder bekend is dat deze insecten in feite kevers zijn. Glimwormen (vleugelloze adulten of larven) of vuurvliegen (vliegende vormen) zijn gegroepeerd binnen de Familie Lampyridae, die zelf deel uitmaakt van de Superfamilie Elateroidea. Hierin zitten een aantal kleinere kevergroepen met lichtgevende soorten geklasseerd (Omalisidae, Phengodidae, Rhagophtalmidae), maar ook weekschildkevers en kniptorren (sommige kniptorsoorten kunnen ook gloeien, bvb. Pyrophorini).

Adulten gebruiken lichtsignalen om elkaar op te sporen tijdens de voortplanting. Bij sommige soorten lokken de vleugelloze wijfjes (vliegende) mannetjes met een constant schijnsel. Bij andere soorten maken mannetjes hun aanwezigheid bekend met een soortspecifieke flitscode. De wijfjes antwoorden hierop met een soortspecifiek flitssignaal. Een groot aantal, meestal dagactieve soorten, gebruikt geen lichtsignalen maar geursignalen (feromonen) en er is een overgangsgroep die zowel geur- als lichtcommunicatie toepast. In Noord en Centraal Europa komen alleen soorten voor die het eerste signaalsysteem gebruiken (continu glimmende wijfjes) of feromonen.

Afhankelijk van de soort zijn niet alleen de volwassen dieren in staat tot licht geven, maar gloeien ook eieren, larven en het popstadium. Larven gloeien gewoonlijk onder de vorm van trage lichtpulsen wanneer ze ‘s nachts rondkruipen op jacht naar hun prooi, slakken. Daarnaast gloeien ze, net als de poppen en eieren voor langere tijd op wanneer ze verstoord worden, bijvoorbeeld bij aanraking. In deze levenstadia wordt het licht hoogstwaarschijnlijk gebruikt om predatoren af te weren, hetzij als waarschuwingssignaal voor oneetbaarheid (aposematisme) of louter als afschrikkingssignaal. Deze en andere hypothesen over de functie van het lichtgeven van de larven dienen nog verder onderzocht te worden.

 

Raphaël De Cock